Skip to main content

Onmogelijke bewijsopdracht

Joop* was zzp-er in de bouw en kocht begin 2008 een vervallen woonboerderij. Joop was van plan de woonboerderij zelf op te knappen. Het materiaal financierde hij deels via een bouwdepot. Kort daarna gaat het fout.

Joop wordt ziek, maar zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering keert niets uit. De verzekeringsmaatschappij stelt dat Joop al voor het aanvragen van de verzekering soortgelijke klachten had. Tot overmaat van ramp krijgt Joop ook nog een ongeluk waarbij hij zijn been verbrijzelt. Hij komt in de bijstand en kan hierdoor zijn hypotheeklasten niet meer betalen. De woonboerderij wordt in half verbouwde staat geveild, de restschuld bedraagt ruim € 250.000. Daarnaast zijn er vier kleine schulden.

Van schuldenbewind naar schuldregeling

Vanwege zijn schulden vraagt Joop in 2015 beschermingsbewind aan. Tijdens het bewind erft hij een substantieel bedrag, waardoor de bijstandsuitkering wordt stopgezet. De erfenis wordt “opgegeten” en zodra het restant onder de vermogensgrens ligt, krijgt Joop weer bijstand.

Op verzoek van de bewindvoerder bieden we begin dit jaar de schuldeisers een minnelijke schuldregeling aan; finale kwijting tegen verdeling van het restant van de erfenis. Het alternatief is de Wsnp, waarbij een deel van de erfenis zou opgaan aan kosten. De vier kleine schuldeisers gaan akkoord. De bank weigert.

Onmogelijke bewijsopdracht

De bank stemt niet in, omdat Joop volgens hen zou hebben “gerommeld” met het bouwdepot. Joop betwist dat en stelt dat nota’s door de bank zelf werden betaald na indiening van een inkoopfactuur. Vervolgens stelt de bank dat de ingekochte materialen niet voor de woning zijn gebruikt. De bank wil alleen instemmen als wordt aangetoond dat de in 2008 gekochte materialen daadwerkelijk zijn verwerkt in de woning. Een onmogelijke bewijsopdracht, want hoe zou Joop moeten aantonen dat specifieke gipsplaten, schroeven of ander materiaal is verwerkt in een woning die al jaren geleden is verkocht?

We dienen een verzoek dwangakkoord in tegen de bank. De bank vertegenwoordigt 97,6% van het schuldentotaal, dus het is geen gelopen race. Met dit verweer van de bank zien wij echter voldoende reden om hen te laten dwingen tot medewerking. Nadat de rechtbank een zittingsdatum heeft bepaald bericht de bank ons, zonder nadere toelichting, alsnog in te willen stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het dwangakkoord wordt ingetrokken.

Drie maanden na het eerste aanbod hebben schuldeisers hun uitbetaling ontvangen en is het schuldhulpverleningstraject afgerond. Het verbrijzelde been van Joop is na jaren van operaties en complicaties geamputeerd, maar desondanks berichtte hij ons onlangs dat het met hem nu eindelijk “stapje voor stapje” beter gaat en hij elke dag “zijn beste beentje” voorzet.

 

* Joop is niet de echte naam van onze klant